Ik beloof kip te eten als ik maar niet bestolen word
In Nederland is er een oud gezegde dat luidt: “Ik beloof kip te eten als ik maar niet bestolen word.” Dit gezegde verwijst naar het idee dat iemand bereid is om een belofte te doen, zelfs als die belofte onwaarschijnlijk of zelfs absurd lijkt, om maar te voorkomen dat hen iets slechts overkomt.
Het gezegde is een voorbeeld van de Nederlandse volksaard, waarin nuchterheid en pragmatisme vaak samengaan met een gezonde dosis humor en absurditeit. Het laat zien dat Nederlanders vaak bereid zijn om de meest vreemde dingen te beloven als dat betekent dat ze zichzelf kunnen beschermen tegen tegenspoed.
Het beloven van kip te eten als men niet bestolen wordt, is natuurlijk een onlogische belofte. Maar het gaat hier niet zozeer om de letterlijke betekenis van de woorden, als wel om de intentie erachter. Het gezegde benadrukt het belang van het maken van beloftes en het nakomen daarvan, zelfs als de omstandigheden moeilijk zijn.
Dus de volgende keer dat je in Nederland bent en iemand zegt: “Ik beloof kip te eten als ik maar niet bestolen word”, weet je dat het niet alleen om kip gaat. Het gaat om de bereidheid om iets te doen, hoe onwaarschijnlijk het ook lijkt, om jezelf te beschermen tegen het slechte. Het is een grappige en typisch Nederlandse manier om met moeilijke situaties om te gaan.